februari 1978
Dit smalle pand staat niet vermeld in het cijnsboek van 1520. In 1573 moet betaald worden voor de uitbreiding van de stal. Hiervoor moet eerst de weduwe van mr. Jacob 'de hoeffsmith' en daarna de hoefsmid Gerard Dirxz betalen. De stal diende klaarblijkelijk als smederij voor het beslaan van paarden. Deze bedrijvigheid zo dicht bij de Haven en de Vismarkt is op zich voor de hand liggend. Minder logisch is dat het beslaan van paarden in de smalle hoofdstraat plaatsvond. De stal zal daarom in de achtervleugel van het pand in de Karrenstraat gevestigd zijn geweest. Voor het pandje in de Visstraat werd geen hertogcijns gevraagd. Dit is merkwaardig aangezien de buurpanden wel belast waren met een cijns. Het is denkbaar dat de cijns gecombineerd was met die van het hoekpand, waar het omheen gebouwd was. Voor het hoekpand wordt in beide cijnsboeken een fors bedrag van 8 penningen oud geld vermeld. Er wordt ook een perceelsbreedte van 19 voet (= 5,46 m)genoemd, de enige in het hele bouwblok. Dit is veel smaller dan de 7,50 m die beide percelen samen meten. Er staat wel de vermelding bij 'dit is de strate'. Betekent dit dat het circa 4 m brede hoekpand en het naastgelegen pand samen op openbare grond gebouwd zijn en de Karrenstraat voorheen breder was? In het cijnsboek van 1573 betaalt de stad het bedrag, wat dit vermoeden versterkt. De historicus J. Mosmans wijst op een akte uit het archief van het Geefhuis van 3 juli 1312 waarin sprake is van een onbebouwd erf dat in delen gesplitst was en waarop daarna huizen gebouwd zijn. Als we de rooilijn van de oostzijde van de Karrenstraat bekijken, dan zien we dat deze vanaf het Loodgieterstraatje circa 1,70 m naar voren springt. Mogelijk liep de oude rooilijn vanaf dit punt rechtdoor en lag de oorspronkelijke hoek van de Karrenstraat en de Visstraat halverwege het hoekpand. In het huidige smalle pandje is niets meer van deze oude situatie waarneembaar. Waarschijnlijk woonde de hoefsmid in het pand. Het bezit een kelder, die in verbinding staat met het hoekpand. Bovengronds zijn geen gegevens uit de 16de eeuw meer aanwezig. Op de tekening van de Vismarkt uit 1787 staat het huisje afgebeeld met een trapgevel. Op de begane grond is een hoge pui getekend, die op een handelsfunctie duidt. In de top zit een kloosterkozijn. | 226 |
Dit pand stond volgens de cijnsboeken ter plaatse van de straat. Johan Gaveri en nadien Janneke Gevertzen (zijn weduwe?) waren cijnsplichtig. In het cijnsboek van 1573 betaalt de stad de cijns voor Janneke. Over bewoners en bezitters zwijgen de fiscale bronnen verder. Het pand zelf is in 1866 op de kelder na geheel gesloopt, zodat we ook over de bouwgeschiedenis slecht geïnformeerd zijn. Bouwhistorische informatie over het hoekpand verkrijgen we uit een uitgebreid rapport met een tekening, die door de stadsarchitect J. M. Nabbe in dat jaar zijn gemaakt van het hoekpand, dat ernstig aan het verzakken was. Het kort daarop gesloopte pand bezat een houtskeletconstructie met een uitkragende zijgevel. Het onderste deel had stenen muren, het uitkragende bovendeel was vermoedelijk met hout bekleed, wat nog zichtbaar is op de tekening van de Vismarkt in 1787. Hierop staat de voorgevel afgebeeld als een stenen topgevel met een hoge pui, twee verdiepingen met elk twee vensters en een hijsluik in de top. Deze gevel lijkt uit de 17de of 18de eeuw te dateren. De kelder onder het pand is thans nog het enige tastbare bouwonderdeel. Hij staat van oorsprong in verbinding met die onder het linker buurpand en het pand erachter in de Karrenstraat. De kelder is vanaf de Karrenstraat toegankelijk. Aan deze zijde zitten meerdere kelderlichten. | 227 |
v. Roosmalen (ingang pakhuis)783. "Het Sint Pietersschip".v. Roosmalen (pakhuis, 2 ramen)784. "Het Varken". Men lette er op, welk een kleine gevelbreedte de huizen vroeger op sommige punten in de stad hadden. Aan het hier vermelde complex huizen der firma's v. Roosmalen en Robijns kan men thans nog goed de afzonderlijke gevels onderkennen. | 51 |
1865 | M.H. Robben (koopman in galanteriegoederen) |
1875 | J.W. Robijns (winkelier in galanterien) |
1881 | J.W. Robijns (winkelier in galanterien) |
1910 | Pakhuis fa. van Roosmalen |
1943 | H. van Roosmalen en Zn. (comestibles) |